
Jurisprudentie
BG8033
Datum uitspraak2008-11-26
Datum gepubliceerd2008-12-22
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers300061 / HA ZA 08-258
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-12-22
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers300061 / HA ZA 08-258
Statusgepubliceerd
Indicatie
bevoegdheid, afgebroken onderhandelingen, artt. 22, 23, 6 en 5 lid 3 EEX-Vo.
Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 300061 / HA ZA 08-258
Uitspraak: 26 november 2008
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FORTRESS PARTICIPATIONS B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het bevoegdheidsincident,
advocaat mr. P.H.Ch.M. van Swaaij,
- tegen -
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RIJNLANDSE PLASTICS GROEP B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in de hoofdzaak,
advocaat mr. P.C.J. Twaalfhoven,
2. de naamloze vennootschap naar Belgisch recht
HYPLAST N.V.,
gevestigd te Hoogstraten, België,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. P.C.J. Twaalfhoven.
Partijen worden hierna aangeduid als "Fortress" respectievelijk "RPG" en "Hyplast". Waar gedaagden gezamenlijk worden bedoeld, worden zij aangeduid als "RPG c.s.".
1. Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 12 december 2007 en de door Fortress overgelegde producties;
- certificaat van betekening met onderliggende stukken;
- exceptie van onbevoegdheid tevens conclusie van antwoord, met producties;
- conclusie van antwoord in het incident, met producties;
- conclusie van repliek in het incident, met producties;
- conclusie van dupliek in het incident.
2. Het geschil
in de hoofdzaak
2.1 De vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad RPG c.s. hoofdelijk te veroordelen om aan Fortress haar schade te betalen, nader op te maken bij staat, met rente en kosten.
2.2 Fortress heeft aan haar vordering, verkort en voor zover van belang weergegeven, het volgende ten grondslag gelegd.
RPG c.s. heeft de tussen partijen op 4 oktober 2007 bereikte overeenstemming over de verwerving door Fortress van een industrieel complex - meer in het bijzonder de verwerving in erfpacht onder gelijktijdige verhuur aan Hyplast - eenzijdig geannuleerd, hetgeen RPG c.s. niet vrij stond. Primair geldt dat RPG c.s. door het eenzijdig annuleren respectievelijk het afbreken van het afronden van de onderhandelingen tussen partijen toerekenbaar tekort is geschoten in haar (pre)contractuele verplichtingen, respectievelijk in strijd handelt met de redelijkheid en billijkheid dan wel onrechtmatig handelt, zodat zij gehouden is de door Fortress geleden schade te vergoeden. Subsidiair geldt dat RPG c.s. hiertoe eveneens gehouden is omdat zij Fortress heeft misleid door Fortress uit te nodigen voor onderhandelingen en Fortress mee te delen dat Fortress de voorkeur had boven een andere gegadigde en dat RPG c.s. volledig vrij was in de keuze van haar contractspartij.
Meer subsidiair stond het RPG c.s. niet meer vrij om de onderhandelingen af te breken zonder de door Fortress in dat verband gemaakte kosten te vergoeden, zodat RPG c.s. jegens Fortress tekort geschoten is in de nakoming van haar verplichtingen, althans in strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid dan wel onrechtmatig heeft gehandeld.
in het incident
2.3 Hyplast stelt dat deze rechtbank onbevoegd is om van de jegens haar ingestelde vordering van Fortress kennis te nemen en vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart en Fortress, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, veroordeelt in de kosten van het incident.
2.4 Hyplast heeft aan haar vordering onder meer ten grondslag gelegd dat onderdeel van de vermeende - en door Hyplast betwiste - overeenkomst uitmaakt, de als bijlage bij het voorstel van 2 oktober 2007 gevoegde ‘concept erfpachtovereenkomst’ en dat in deze concept erfpachtovereenkomst een forumkeuzebeding is opgenomen dat de rechter te Brussel, België, aanwijst als rechter die bevoegd is tot kennisneming van het geschil.
Indien de rechtbank, ondanks de betwisting door Hyplast, van oordeel mocht zijn dat tussen partijen overeenstemming is bereikt naar aanleiding van het voorstel van Fortress van 4 oktober 2007 en dat daarvan deel uitmaakt de concept erfpachtovereenkomst, is sprake van een exclusieve forumkeuze als bedoeld in artikel 23 EEX-Vo en is de rechtbank onbevoegd om van de primaire vordering kennis te nemen.
De rechtbank kan geen rechtsmacht ontlenen aan artikel 6 lid 1 EEX-Vo, nu RPG ten onrechte in de procedure is betrokken. RPG heeft niets van doen met de gestelde niet-nakoming van verplichtingen uit hoofde van de door Fortress gestelde overeenkomst c.q. het afbreken van de onderhandelingen. Fortress heeft RPG slechts heeft gedagvaard om op deze wijze rechtsmacht van een Nederlandse rechtbank te bewerkstelligen, hetgeen misbruik van procesrecht is en tot onbevoegdverklaring dient te leiden, aldus Hyplast.
Voorts heeft Hyplast gesteld dat de zaak betrekking heeft op een zogenaamde ‘sale and lease back’ van in België gelegen onroerend goed en dat de zaak voornamelijk, zo niet uitsluitend, aanknopingspunten met de Belgische rechtssfeer heeft.
2.5 Het verweer van Fortress strekt tot afwijzing van de incidentele vordering van Hyplast met veroordeling, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, van Hyplast in de kosten van het incident.
Fortress heeft hiertoe, verkort weergegeven, het volgende aangevoerd:
- RPG was als onderhandelings- en contractspartij betrokken bij de ten processe bedoelde overeenkomst en heeft als volledig aandeelhouder van Hyplast en (indirect) medebestuurder - bepaald op welke wijze en onder welke voorwaarden uitvoering door Hyplast aan de overeenkomst zou moeten worden gegeven. De rechtbank te Rotterdam is derhalve krachtens artikel 6 lid 1 EEX bevoegd om van de ingestelde vordering van Fortress kennis te nemen, aangezien beide gedaagden hoofdelijk aansprakelijk worden gehouden voor hun tekortschieten respectievelijk onrechtmatig handelen jegens Fortress en de vorderingen hetzelfde feitencomplex en hetzelfde geschil betreffen, zodat sprake is van samenhangende vorderingen. Een goede rechtsbedeling vereist een gelijktijdige behandeling en berechting om onverenigbare beslissingen te voorkomen;
- Er is geen forumkeuzebeding overeengekomen. Bij de moederovereenkomst was een concept erfpachtovereenkomst gevoegd waarin een forumkeuze voor de Belgische rechter was opgenomen, maar partijen hebben geen overeenstemming bereikt over deze concept erfpachtovereenkomst en het daarin vervatte forumkeuzebeding. Het forumkeuzebeding voldoet derhalve niet aan de vereisten van artikel 23 lid 1 sub a EEX;
- De rechtbank Rotterdam is ingevolge artikel 5 lid 3 EEX eveneens ten aanzien van de subsidiaire stellingen bevoegd om van de vordering van Fortress kennis te nemen, nu Fortress de door haar geleden schade als gevolg van de schending door RPG c.s. van de precontractuele verplichtingen, in Nederland heeft geleden.
3. De beoordeling
in het incident
3.1 De bevoegdheid van de rechtbank dient te worden beoordeeld aan de hand van de EEX-Vo.
3.2 Voor de beantwoording van de vraag of de rechtbank te Rotterdam bevoegd is om kennis te nemen van de vordering van Fortress dient eerst te worden onderzocht of sprake is van een geschil betreffende ‘zakelijke rechten op’ dan wel ‘huur en verhuur, pacht en verpachting van onroerende goederen’ als bedoeld in artikel 22 lid 1 EEX-Vo, waarvan de berechting exclusief is voorbehouden aan de gerechten van de lidstaat waar het onroerend goed is gelegen, ook ingeval partijen een rechtsgeldige forumkeuze zijn overeengekomen. Uitgangspunt hierbij is de grondslag van de vordering van Fortress.
3.3 Fortress vordert schadevergoeding van RPG c.s. op grond van een toerekenbare tekortkoming, subsidiair op grond van het handelen in strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid dan wel het onrechtmatig handelen door RPG c.s. wegens - kort gezegd - het eenzijdig annuleren van de overeenkomst respectievelijk het afbreken van het afronden van de onderhandelingen tussen partijen. Uit hetgeen Fortress nader heeft aangevoerd blijkt dat het bij de gevoerde onderhandelingen en de gestelde overeenkomst ging om overeenstemming tussen Fortress enerzijds en RPG en Hyplast anderzijds over de wijze waarop het betreffende industrieel complex in Hoogstraten, België zou worden verkocht en vervolgens zou worden verhuurd. Aan die (moeder)overeenkomst zou uitvoering worden gegeven door het sluiten van nadere overeenkomsten: een erfpachtovereenkomst en een huurovereenkomst.
3.4 Kern van het geschil tussen partijen in de hoofdzaak is, kort gezegd, de vraag of tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen, en zo nee, of het - gelet op het stadium waarin de onderhandelingen zich bevonden - RPG c.s. nog vrijstond om al dan niet zonder vergoeding de onderhandelingen af te breken. Het geschil betreft derhalve een persoonlijk, niet een zakelijk recht en valt mitsdien niet binnen de werkingssfeer van het - restrictief uit te leggen - artikel 22 lid 1 EEX-Vo. Ter beoordeling ligt immers de vraag voor of en zo ja, waartoe RPG c.s. jegens Fortress gehouden is (is overeenstemming bereikt tussen partijen). Dat het onderwerp van de gestelde overeenkomst de verwerving in erfpacht door Fortess onder gelijktijdige verhuur aan Hyplast betrof, doet daar niet aan af.
Op voormelde gronden is het geschil evenmin aan te merken als een geschil betreffende huur en verhuur dan wel pacht en verpachting van een onroerend goed.
3.5 Voorts dient te worden beoordeeld of tussen partijen een forumkeuzebeding in de zin van artikel 23 EEX-Vo is overeengekomen.
Hyplast heeft gesteld dat sprake is van een exclusieve forumkeuze als bedoeld in artikel 23 EEX-Vo, ‘indien de rechtbank, ondanks de betwisting door Hyplast, van oordeel mocht zijn dat tussen partijen overeenstemming is bereikt naar aanleiding van het voorstel van Fortress van 4 oktober 2007 en dat daarvan deel uitmaakt de concept erfpachtovereenkomst’.
Voor zover Hyplast met het vorenstaande beoogt te stellen dat slechts dan sprake is van een forumkeuze tussen partijen, indien in de hoofdzaak wordt geoordeeld dat partijen overeenstemming over het voorstel van Fortress van 4 oktober 2007, tweede versie, hebben bereikt, kan dit standpunt haar niet baten. De rechtbank komt immers pas na haar bevoegdverklaring aan de beoordeling van de zaak ten principale toe. Bovendien wordt afzonderlijk, los van het bestaan van de hoofdovereenkomst, beoordeeld of partijen volgens de vereisten van artikel 23 EEX-Vo een forumkeuzebeding zijn overeengekomen.
3.6 Voor het aannemen van een geldige forumkeuze eist artikel 23 EEX-Vo dat de overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegde rechter gesloten dient te worden hetzij (a) bij een schriftelijke overeenkomst, hetzij bij een schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst, (b) hetzij in een vorm die toegelaten wordt door de handelwijzen die tussen partijen gebruikelijk zijn geworden, (c) hetzij, in de internationale handel, in een vorm die overeenstemt met een gewoonte waarvan de partijen op de hoogte zijn of hadden behoren te zijn en die in de internationale handel algemeen bekend is en door partijen bij dergelijke overeenkomsten in de betrokken handelsbranche doorgaans in acht wordt genomen.
3.7 Vaststaat dat in de concept erfpachtovereenkomst een forumkeuzebeding is opgenomen dat aan het schriftelijkheidsvereiste van artikel 23 sub a EEX-Vo voldoet.
3.8 Een overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegde rechter in de zin van artikel 23 EEX-Vo kan echter uitsluitend worden aangenomen, indien de aanwijzing daadwerkelijk het voorwerp heeft uitgemaakt van een wilsovereenstemming tussen partijen, die duidelijk en nauwkeurig tot uiting komt. Mitsdien dient te worden beoordeeld of de vereiste wilsovereenstemming ten aanzien van de forumkeuze kan worden aangenomen op grond van de concept erfpachtovereenkomst.
3.9 Hyplast heeft echter geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit de vereiste wilsovereenstemming met betrekking tot het forumkeuzebeding kan worden afgeleid, noch zijn deze gebleken. Afgezien van het feit dat de aanduiding ‘concept erfpachtovereenkomst’ reeds impliceert dat geen definitieve overeenstemming was bereikt, geldt dat uit de conceptovereenkomst zelf ook niet valt af te leiden dat partijen Fortress en Hyplast (in ieder geval) overeenstemming over het forumkeuzebeding hadden bereikt. Het betreffende stuk is niet door partijen ondertekend. Er zijn zelfs geen partijnamen ingevuld, zodat op geen enkele wijze valt af te leiden voor welke partijen bedoeld was een forumkeuzebeding te doen gelden. Daar komt bij dat vaststaat dat in de begeleidende email bij het voorstel van 4 oktober 2007 en de concept erfpachtovereenkomst staat vermeld: “Een voorbeeld van een dergelijke erfpachtovereenkomst, die als basis kan dienen voor de verdere uitwerking van de erfpachtovereenkomst, wordt gevoegd in bijlage bij deze brief.” waaruit eveneens valt af te leiden dat kennelijk nog geen definitieve overeenstemming was bereikt. Bovendien blijkt niet dat dit forumkeuzebeding (mede) ziet op berechting van het onderhavige geschil over de onderhandelingen en de gestelde overeenkomst over het verwerven en verhuren van het bewuste industrieel complex.
Mitsdien is geen rechtsgeldig forumkeuzebeding tussen partijen overeengekomen.
3.10 Niet in geschil is dat medegedaagde in de hoofdzaak, RPG, overeenkomstig de hoofdregel van artikel 2 EEX-Vo, is opgeroepen voor het gerecht waar RPG ‘woonplaats’ heeft. Krachtens de in artikel 6 lid 1 EEX-Vo neergelegde alternatieve bevoegdheidsregel kan Hyplast eveneens worden opgeroepen voor dit gerecht, indien er tussen de vorderingen een zo nauwe band bestaat dat een goede rechtsbedeling vraagt om hun gelijktijdige behandeling en berechting, teneinde te vermijden dat er bij afzonderlijke berechting onverenigbare beslissingen worden gegeven. Aangezien beide gedaagden op basis van hetzelfde feitencomplex door Fortress in rechte zijn betrokken en de vordering jegens beide gedaagden is ingesteld, is reeds sprake van een zaak waarin de gelijktijdige behandeling en berechting gewenst is.
3.11 Hyplast heeft ten verwere aangevoerd dat RPG slechts in rechte is betrokken om bevoegdheid van de onderhavige rechtbank te creëren, hetgeen in strijd met de goede procesorde is en tot onbevoegdverklaring moet leiden.
Dit verweer faalt. Uitgangspunt bij de beoordeling van de rechterlijke bevoegdheid is de grondslag van de vordering van Fortress (vgl. HR 13 juni 2008). Fortress heeft gesteld dat zij RPG (primair) aansprakelijk houdt, omdat zij als aandeelhoudster en indirect bestuurder zich verbonden heeft voor een door haar dochtervennootschap te sluiten vastgoedtransactie, terwijl er in dit stadium geen overduidelijke aanwijzingen zijn om de onjuistheid hiervan aan te nemen.
3.12 De slotsom luidt dat de rechtbank te Rotterdam bevoegd is om van de vordering van Fortress kennis te nemen.
3.13 Hyplast zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het geding.
4. De beslissing
De rechtbank,
in het incident
wijst af de vordering van Hyplast;
veroordeelt Hyplast in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Fortress bepaald op nihil aan vastrecht en op € 904,- aan salaris voor de procureur;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak
verwijst de zaak naar de rol van woensdag 14 januari 2009 voor het nemen van een conclusie van repliek door Fortress.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.N. van Zelm van Eldik.
Uitgesproken in het openbaar.
1182/10